De Nederlandse Omroep Stichting wordt per 1 januari 2010 omgevormd tot de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) die de concessie houdt van de landelijke publieke omroep alsmede de bestuurstaken daartoe uitvoert. NOS-Radio en Televisie, oftewel de ‘programmatische’ NOS die tot nu toe integraal onderdeel is van de Nederlandse Omroep Stichting en daarmee onder dagelijkse verantwoordelijkheid van de NOS-Raad van Bestuur valt, zal per 1 januari 2010 officieel in een ‘nieuw’ op te richten Nederlandse Omroep Stichting (NOS) worden ondergebracht. Er zal echter toch een bestuurlijk verband blijven bestaan tussen de ‘nieuwe’ NOS en de Stichting NPO (de ongedeelde Nederlandse Omroep Stichting). De NPO-Raad van Bestuur (nu nog NOS-Raad van Bestuur) zal wettelijk de Raad van Toezicht gaan vormen van de ‘nieuwe’ NOS en daarmee de bevoegdheid houden over directiebenoemingen, zoals thans al het geval is. Tevens blijft de NPO-Raad van Bestuur als NOS-Raad van Toezicht belast met toezicht op de algemene gang van zaken binnen de programmatische NOS en de pluriformiteit van het media-aanbod van de NOS en dient het de NOS-directie ter zijde te staan met adviezen. De NOS-directie die na in werking treding van de nieuwe Mediawet van kracht wordt (verwacht per 1 januari 2010) zal uit maximaal drie personen bestaan en daarmee bestuursverantwoordelijkheid en financiele verantwoordelijkheid krijgen . Volgens de regering is “het belang van de NOS-programmering voor de gezamenlijke taakopdracht van de publieke omroep als geheel groot”. “De omvang van de zendtijd en het budget van de NOS rechtvaardigen dat de Raad van Bestuur hier enige invloed houdt,” aldus de regering die stelt dat er een “goede verbinding” moet blijven tussen de programmastrategie van de NOS en de strategie van de publieke omroep als geheel.” De regering noemt de gevonden NOS-Raad van Toezicht oplossing als bestuursorgaan waarin de NPO-Raad van Bestuur in zetelt een ‘goede middenweg’. De Raad van State kon niet volgen waarom de huidige ongedeelde NOS tot wrijving zou leiden en kon evenmin volgen waarom de onpartijdigheid of de onafhankelijkheid van het NOS-Bestuur thans ter discussie staat en verzocht de regering het wetsvoorstel hierop aan te passen. De regering heeft echter volgehouden de NOS te willen splitsen. Overigens krijgt de nieuwe NOS een specifieke taakopdracht, nl. de verzorging van nieuws, sport en evenementen ‘dat zich bij uitstek leent voor gezamenlijke verzorging’, waaronder media-aanbod dat een hoge frequentie kent, ‘algemeen dienstverlenend karakter’ kent en beter gezamenlijk tot stand kan komen met een doelmatiger inzet van middelen. Ook behoudt de ‘nieuwe’ NOS de taak tot Teletekst-verzorging. In aanloop naar deze wetswijziging organiseert de programmatische NOS zich in kalenderjaar 2009 (per 1 januari) al volgens het model zoals de wetswijziging al voorschrijft. Ze noemt dit zelf een ‘tussenstichting’ model.
De Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) die de rechtsopvolger van de huidige Nederlandse Omroep Stichting (NOS) wordt, zal als het aan de regering ligt, niet meer werken met publieke landelijke omroepconcessies van tien jaar, maar voortaan met concessies die vijf jaar duren. Het is volgens de regering een gevolg van het regeeraccoord. De Stichting NPO zal voortaan geen eigen uitzendingen meer kunnen verzorgen, omdat die uitzendingen ‘meegaan’ naar nieuwe NOS. Hierdoor komt een radiothemakanaal als FunX Landelijk mogelijk in de problemen aangezien daar thans geen omroeporganisatie die uitzendingen kan verzorgen aan gekoppeld is.
Overigens krijgt in navolging van Radio Nederland Wereldomroep, ook de Nederlandse Programma Stichting (NPS) nu een Raad van Toezicht-model, waarbij deze meer op afstand staat van de organisatie. Een maximaal driekoppige directie krijgt de bestuursverantwoordelijkheden. Verder regelen de wetsvoorstellen tot wijziging van de nieuwe Mediawet de kriteria voor omroepverenigingen en hun zendtijd.