De wetswijziging van de Mediawet die met name over de omroepverengingen gaat, is afgelopen nacht door de Tweede Kamer aangenomen. Daarbij is een opvallend voorstel van Martijn van Dam (PvdA), Joop Atsma (CDA) en Joel voor de Wind (ChristenUnie) aangenomen waardoor het algehele omroepstelsel met haar publieke omroepconcessie vast komt te liggen tot 2020.
Dit hebben de drie partijen gedaan door de concessieperiode van de tot Stichting Nederlandse Publieke Omroep om te dopen Nederlandse Omroep Stichting op tien jaar te zetten. Minister Plasterk (PvdA) wilde deze in zijn wetsvoorstel beperken tot vijf jaar. In de huidige mediawet was deze op tien jaar vastgezet en deze loopt op 1 september 2010 af. Alhoewel de overkoepelende publieke uitzendconcessie geen directe relatie heeft met de ‘erkenningen’ voor omroepverenigingen, bepaalt deze wel hoe het publieke omroepstelsel georganiseerd is. De drie partijen hebben hiermee het omroepverenigingen stelsel bedoeld of onbedoeld met 10 jaar verlengd. In de toelichting op het amendement schreven de indieners dat ‘er geen reden is’ de concessie periode te ‘bekorten tot vijf jaar’ en dat ‘voor de continuiteit van de publieke omroep als geheel een concessieperiode van tien jaar van belang is’.
Het door D66’er Boris van der Ham en SP’er Jasper van Dijk ingediende voorstel om omroepverenigingen met een ‘gele’ en ‘rode’ kaart het publieke bestel uit te kunnen gooien, is eveneens aangenomen. Daarbij is het zo geformuleerd dat de visitiatiecommissie die eens in de vijf jaar de omroepverenigingen en educatieve media-instellingen evalueren, moet beoordelen of deze ‘onvoldoende heeft bijgedragen aan de uitvoering van de publieke media-opdracht’. Daarbij moet bij een ‘onvoldoende’ na twee jaar opnieuw een evaluatie plaats vinden, waarna de minister een besluit tot intrekking van de ‘erkenning’ kan nemen. Overigens niet na adviezen van de Raad voor Cultuur, het Commissariaat voor de Media en de Nederlandse Publieke Omroep. Als er een intrekkingsbesluit komt, duurt het maximaal nog een jaar voordat deze ge-effectueerd wordt. Zo kan het nog drie jaar duren na ee nnegatief advies voordat een slecht functionerende omroepvereniging uit het bestel wordt gezet, als dat zou voorkomen.
Op voorstel van PvdA’er Martijn van Dam is nog een voorstel aangenomen waarbij nevenactiviteiten van publieke omroepen voortaan direct gerelateerd moeten zijn aan de ‘publieke media-opdracht’ en het media-aanbod van de publieke omroep. Van Dam wil daarmee voorkomen dat omroepen doorgaan met het uitgeven van algemene glossy’s (zoals het geval was met KRO’s Maria en EO-Eva). Bladen die gekoppeld zijn aan programma’s kunnen nog wel worden uitgegeven. Bij de wetswijziging is ook een voorstel aangenomen om de zendtijd overdag door de Raad van Bestuur van de NPO te kunnen laten versterken, opdat niet per se de nadruk van programmeren alleen na 16 uur wordt gelegd.
De Tweede Kamer heeft ook uitspraken gedaan over situaties als de betaling van auteursrechtenvergoedingen voor reclame en homeshopping. Deze moet volgens een breed gedragen kamermeerderheid worden verboden middels wetgeving. Verder stelde de Tweede Kamer in meerderheid vast dat meerdere omroepverengiingen hebben aangegeven niet de ruimte en mogelijkheden te krijgen om nieuws en actualiteiten te ‘duiden op een wijze die aansluit bij doelstelling, karakter, ambitie en/of identiteit van de verenigingen’, waarbij de regering is verzocht om te overleggen om te komen tot afspraken opdat gewaarborgd wordt dat omroepen ‘voldoende ruimte’ krijgen hiervoor. In de optiek van de wetgever hebben omroepen een ‘positie om nieuws en actualieiten te duiden’. VVD, PvdA En D66 hebben de regering ook verzocht om te onderzoeken of de omroepen op religieuze/humanitaire grondslag (Rooms Katholieke Kerk, Inter Kerkelijke Omroep Nederland, Humanistische Omroep, Joodse Omroep, Nederlandse Moslim Omroep/Nederlands Islamitische Omroep, Zendtijd van Kerken, e.d.) kunnen worden geintegreerd bij omroepverenigngen en de taakorganisaties (NOS, NPO, RVU, TeleacNOT e.d.).
Met de aanvaarding van de Mediawet wordt per 1 januari 2010 geformaliseerd dat NOS-RTV wordt verzelfstandigd en los komt te staan van de Nederlandse Omroep Stichting die dan Stichting Nederlandse Publieke Omroep gaat heten. Sinds 1 januari jl. is al de Stichting NOS opgericht die praktisch al functioneert als zelfstandige stichting van de Nederlandse Omroep Stichting. De VVD bekritiseerde Plasterk daarin en stelde dat ‘vooruitgelopen op het wetgevingsproces de nieuwe club per 1 januari is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel’. Daarbij stelde Remkes in het debat dat ‘met de manoeuvre het beeld is opgeroepen dat het proces van wetgeving er in feite niet meer toe doet’. Plasterk ontkende dit en stelde in een schriftelijke reactie dat het om een ‘interne organisatorische maatregel’ zou gaan waarmee ‘geen onomkeerbare situatie’ is ontstaan. Rmkes kon deze argumentatie niet volgen. Als de eerste kamer en de koningin accoord zullen zijn met de wetswijzigingen, zullen deze van kracht worden en wordt de splitsing van de NOS een feit. De Tweede Kamer heeft een motie daarbij aangegeven dat de Raad van Toezicht binnen twee jaar onafhankelijk moet worden van wat straks de Stichting NPO is. In de huidige wetswijzigingen is voorzien dat de Raad van Bestuur van wat straks Stichting NPO is, de Raad van Toezicht vormt van NOS-RTV (nu nog Stichting NOS). Feitelijk is dat thans al het geval overigens.